|
|
|
|
|
Limburg 1940-1945,
Hoofdmenu
Cammaert schrijft over Gerrit Holla: Roermond, caféhouder. Aangesloten bij N.S.B. en Landwacht. Hij was gevreesd en gehaat, omdat hij veel slachtoffers maakte onder illegale werkers en (joodse) onderduikers. [1.1]
Holla was de drankzuchtige kastelein van café De Tump in Roermond, waar bijna uitsluitend zijn geestverwanten zich lieten vollopen. Want hij was een fanatieke aanhanger van het nationaalsocialisme en in het laatste oorlogsjaar leider van de Hulplandwacht van Roermond, dus de eerste man van een soort reservepolitie in zijn woonplaats. [2]
Daarvoor werkten hij en zijn landwachters samen met de Arbeitskontrolldienst (AKD) en andere politieorganen.
Hij is niet te verwarren met de verzetsman Harry Holla uit Venlo.
Hieronder volgt een opsomming van feiten, waarbij hij een min of meer belangrijke rol speelde. Zij komen allemaal voor in hoofdstuk 6 van Het verborgen front. [1.2]
Meer dan van de kant van Schmitz, wiens rol in nevelen bleef gehuld, dreigde gevaar van de zijde van het plaatselijk A.K.D.-commando en van de Hulplandwacht van G.H. Holla. Tussen 8 november 1943 en 30 augustus 1944 arresteerden deze twee groepen bijna honderd personen, van wie de meesten op transport gesteld werden naar Amersfoort. Holla verschafte van tijd tot tijd inlichtingen. De Sipo arresteerde waarschijnlijk op grond van een van zijn aanwijzingen in juni 1944 de L.O.-medewerker P.A.J. Janssens en een onderduiker uit Rotterdam. Het lot van laatstgenoemde staat niet vast; Janssens kwam op 6 januari 1945 om het leven in het kamp Sachsenhausen. [1.2, p.617]
Op grond van de verklaringen die Nitsch en Schut in Vught uit de op 21 juni te Weert gearresteerde L.O.-leiders en andere arrestanten hadden geranseld, aangevuld met anonieme tips en inlichtingen van onder anderen Holla, ondernam de Sipo-Maastricht op 10 augustus 1944 een grootscheepse actie in Roermond. Die dag werd niet alleen secretaris Moonen opgepakt, dat lot trof ook W.R.H. Smeets en zijn echtgenote J.H. Smeets-Hendrikx, exploitanten van hotel „Het Gouden Kruis“ aan de Kapellerlaan. [1.2, p.620]
Op 29 juli 1944 hield de Sipo-Maastricht, vergezeld door G. Holla en de politiebeambten A. Roselle en G. Verheesen, een razzia. Acht personen werden gearresteerd en twee uit hun woning gezet. Met bruut geweld en intensieve verhoren hoopte de Sipo meer aan de weet te komen over de plaatselijke illegaliteit. Noch de huiszoekingen noch de verhoren leverden iets op. De meeste arrestanten kwamen na enige tijd weer vrij. Twee personen zaten begin september nog steeds vast in Maastricht. Zij werden bij de overval op het Huis van Bewaring bevrijd. Een derde arrestant, de 51-jarige Jacob van Laar, was op 8 augustus in dezelfde gevangenis aan een hartverlamming overleden. [1.2, p.623]
Door bemiddeling van Conrad Raab, een jeneverfabrikant uit Herkenbosch, vonden in de loop van december vierentwintig Roermondenaren onderdak op boerderij „Lindenhof“ in het natuurgebied de Meinweg. Dat lekte uit. Op 11 januari 1945 omsingelde de Sipo uit het Duitse grensplaatsje Dahlheim, geassisteerd door Holla, de boerderij. De Roermondenaren werden na verhoor naar een werkkamp in Wassenberg gezonden. Via verschillende kampen en de gevangenis van Keulen kwamen ze tenslotte in een kamp bij Hunswinkel terecht. De arrestanten ondergingen een buitengewoon slechte behandeling. Tenminste negen Roermondenaren kwamen als gevolg van de mishandelingen en ontberingen om het leven. [1.2, p.632]
In de volgende alinea is sprake van Russen. Tegenwoordig zouden we over Sovjetburgers spreken. Het ging om krijgsgevangenen en dwangarbeiders. Hun behandeling was veel slechter dan die uit andere landen, omdat zij als Untermenschen werden gezien. Vooral wanneer zij Aziatisch uitzagen.
Begin november 1944 werden vijfhonderd Russen via Dahlheim naar het klooster van de Minderbroeders St. Ludwig in Vlodrop gebracht om tankwallen en loopgraven aan te leggen. Door honger en koude gedreven keerden zeven Russische meisjes terug naar Dahlheim om er naar voedsel en kleding te zoeken. Ze vonden enkele volle inmaakglazen die ze meenamen. De Gestapo uit Dahlheim kwam de Russinnen echter op het spoor. In bijzijn van G. Holla en Gestapo-voorman H. Schmidt werden de Russinnen omstreeks 20 november uit het klooster gehaald en op de begraafplaats van Dahlheim doodgeschoten. [1.2, p.633]
In zijn proces na de oorlog, waarin hij aanvankelijk tot levenslang werd veroordeeld en na cassatie tot achttien jaar, kwam nog even aan de orde dat Holla een broer verloren had – die zat in het verzet en kwam niet terug uit het concentratiekamp. [2]
Leo Moonen, de hierboven al genoemde secretaris van de bisschop in Roermond, was geestelijk adviseur van LO/LKP. Hij moest altijd eerst worden geraadpleegd, wanneer overwogen werd iemand te liquideren. <
Voetnoten