![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
| Les traces écrites | L’hôpital à Heerlen | L’arrestation de Theo Crijns et ses conséquences | Le manque d’aide pour les Juifs limbourgeois et l’absence quasi-totale d’aide pour les Sinti limbourgeois | Les pseudonymes de la résistance | La structure de sécurité des groupes | Les camps d’entraînement militaire dans les forêts du nord du Limbourg | Les raids sur les bureaux de distribution | Chantier |
We beginnen met een punt uit de herinneringen van Pierre Schunck over het verzet, die ook aan het begin van deze website stonden. Daarin heeft hij geschreven: Wielke CremersMaar dat er briefjes doorgingen, vond ik verkeerd, er werd teveel geschreven.
Nous commençons par un point des souvenirs de Pierre Schunck sur la résistance, qui figuraient également au début de ce site web. Il y évoque le fait que la messagère Wielke Cremers apportait toujours des notes lors de ses voyages : « Mais je trouvais que ce n’était pas bien que les notes passent, il y avait trop d’écriture.
Des personnes ont également été arrêtées en possession de journaux illégaux et de listes de destinataires. Voir Le danger des listes
Certaines personnes rédigeaient des journaux intimes.
Presque tout s’est bien passé à l’hôpital St Josef de Heerlen. Mais tous ceux qui y ont participé ont pris des risques élevés, quasiment naturellement. Le fait que la création du district de Heerlen de la L.O. ait eu lieu ici n’était pas tellement spectaculaire. Dans un hôpital, toutes sortes de personnes entrent et sortent en permanence. Mais le fait qu’un étage entier ait été rendu invisible, où des Juifs et d’autres personnes se cachant ou des Alliés écrasés ont été soignés et ont également vécu temporairement, où un enfant juif est né avec l’aide d’une sage-femme juive, peut certainement être qualifié de spectaculaire. Cela n’a fonctionné que parce que tout le monde a participé ou au moins gardé le silence. En particulier les religieuses, les Kleine Zusters van de Hl. Joseph .( Petites Sœurs de Saint-Joseph ).
Le médecin en chef Karel van Berckel n’a malheureusement pas survécu. On n’a jamais su si l’arrestation et puis la libération du coursier Theo Crijns de l’hôpital, le travail de résistance de sa fille Charlotte ou autre chose était à l’origine de son arrestation. Mais le travail clandestin à l’hôpital se poursuivit comme à l’accoutumée.
Pour en savoir plus : L’hôpital Saint-Joseph de Heerlen.
L’arrestation de Theo Crijns à Heerlen a connu de nombreux ratés. Il fut arrêté par des Landwachters ( police auxiliaire composée de nazis Néerlandais ) fêtards le jour de l’anniversaire d’Hitler, dans la nuit du 23 au 24 avril 1944. Apparemment, personne n’y avait pensé. Theo était inexpérimenté (il venait de terminer ses études secondaires). Il était sorti la nuit et avait sur lui toutes sortes de documents compromettants, dont un carnet contenant des noms et des adresses, y compris celle de Jan Cornips. Il a donc tenté de s’enfuir et a foncé avec sa bicyclette dans un barrage de barbelés. Il s’est retrouvé à l’hôpital, et pour éviter qu’il ne soit torturé et ne raconte toutes sortes de choses, une opération de libération a été mise en place. Le personnel de l’hôpital y a participé, du médecin-chef aux infirmières. Quelque chose fut mis dans le café des gardes de Crijns, mais cela ne fonctionnait pas encore lorsque l’action commença. Une fusillade s’ensuivit, à la suite de laquelle l’un des gardiens mourut après plusieurs semaines. Crijns parvint à s’échapper et se cacha.
Conséquences : un policier mort, le père de Jan Cornips arrêté comme otage et abattu au camp de Vught le mardi fou, la mère et trois enfants de la famille Crijns ont également fini dans des camps de concentration, mais ont survécu à la guerre en étant traumatisés. L’arrestation et la mort du chirurgien Karel van Berckel étaient peut-être aussi une conséquence. Si rien n’avait été fait, les conséquences auraient certainement été bien plus graves. Mais la question demeure : n’aurait-il pas pu en être autrement ?
Lisez-en plus : Le génocide des Juifs limbourgeois | Le génocide des Manouches limbourgeois et des Roms partout
Sommige verzetslieden waren bij hun medestanders alleen bekend onder hun verzetsnaam. Dat bood een verhoogde mate van bescherming wanneer iemand onverhoopt gearresteerd zou worden. Want die wist dan niet meer dan die schuilnaam. Vooral in het Grote Gebod, een van de eerste werken die over het verzet zijn geschreven, komen we veel van die namen tegen. Op bijeenkomsten na de oorlog bleven de voormalige verzetsmensen elkaar gewoontegetrouw zo noemen.
Helaas werd deze praktijk op den duur niet consequent gebezigd, zodat de Sicherheitspolizei soms door marteling ook namen aan de weet kwam, hoewel er niets op papier stond.
https://www.lo-lkp.nl/het-grote-gebod-i/i-de-landelijke-organisatie-voor-hulp-aan-onderduikers/de-beursgeschiedenis-van-de-lo-blz-3-53.html
Een ander veiligheidsmechanisme, dat vooral in België werd gebruikt, was de cloisonnement, wat zoveel betekent als de indeling in afzonderlijke hokjes.
Vooral het spionagenetwerk Clarence had zo een gesloten celstructuur. Een lid kende alleen de persoon boven hem of haar en de personen onder hem of haar. Dus niemand van hetzelfde niveau. Men mocht ook geen lid zijn van meerdere verzetsgroepen, men mocht niet verschillende soorten van verzetsactiviteiten ontplooien. Hoe minder de leden van elkaar wisten, hoe veiliger dat was voor de hele groep. Het was immers nooit uitgesloten dat de Abwehr (Duitse contraspionagedienst) een lid zou oppakken dat door martelingen tot bekentenissen zou overgaan.
Dat principe werd soms niet zeer strikt gehandhaafd. Twee monniken in Valdieu losten het bijvoorbeeld elegant op, doordat de een in de groep Erkens meewerkte, de ander in Clarence. Maar die monniken waren niet de reden, waarom het mis ging. De reden was vooral het te grote vertrouwen dat Erkens en Renkin in de nazi-indringers stelden, ook nadat medestanders hun verdenkingen hadden geuit.
Meer over de Clarencegroep in de Voerstreek, de huidige gemeente Voeren, kunt u lezen in de korte levensbeschrijving van de huisarts Jules Goffin, leider van Clarence aldaar.
In Nederlands Limburg was dit principe vrijwel onbekend. Het was in kleine plaatsen bovendien moeilijk in te voeren, want iedereen deed alles, bovendien waren vooral in Noord-Limburg mensen vaak bij meer dan één netwerk aangesloten, bijvoorbeeld L.O. en O.D.
Er werden vanaf 1943 in de bossen van Noord-Limburg kampen opgezet om de grote toevloed aan onderduikers te kunnen verwerken. Het lag voor de hand, dat oud-militairen op het idee kwamen, dit potentiaal te gebruiken en er militaire trainingskampen van te maken. Dat was ook goed tegen de verveling. Men hoopte bij de bevrijding zich bij de geallieerden te kunnen aansluiten. Het ontbrak die ondergedoken jongens niet aan goede wil, maar wel aan ervaring en voorzichtigheid. Sommigen probeerden in de dorpen in de buurt indruk te maken en kletsten. Het duurde niet lang, tot iedereen ervan wist. Ook de NSB. Kees Krans werd daarvan het slachtoffer.
Ook door andere overmoedige onderduikers werden onnodige risico’s genomen, waarvan zij zelf en anderen de dupe werden.
Lisez aussi :
Limbourg belge
Ook in de veel grotere bossen van Belgisch Limburg bestonden dergelijke kampen. Dat was het terrein van het Geheime Leger, vergelijkbaar met de OD aan de Nederlandse kant. Zij hadden tegen het einde van de oorlog een enorm aantal mensen op de been gebracht, naar verluidt ongeveer ter grootte van een regiment, die stonden te trappelen om achter de Duitse linies voor de oprukkende geallieerden te gaan vechten. Maar ook hier was de geheimhouding een probleem, en bovendien de logistiek voor een zo groot aantal mensen, waardoor een groot deel weer naar huis gestuurd worden.
Lisez plus :
L’armée secrète (Belgique)
Ordedienst (O.D.)
Die overvallen waren nodig om aan rantsoenkaarten en zegels voor onderduikers te komen. Ze hadden soms meer en soms minder succes. Steeds met een aanwijsbare oorzaak.