|
|
|
|
|
SchunckWebDeze biografie stamt uit de inleiding tot het archief Schunck van Pierre's broer Leo. Dit archief werd na diens dood naar het www.rijckheyt.nl overgebracht, waar men een inventarislijst toevoegde, die de onderstaande tekst bevat. Pierre Schunck wist zich rond 1950 te herinneren, dat de stalencollectie van Arnold na zijn dood werd opgeborgen op de zolder, tezamen met het oude weefgetouw. Deze zolder werd ook wel de reliekenzolder genoemd. Deze was voor niemand toegankelijk, uitgezonderd weduwe Schunck. Bij de aanvang van Pierre’s studie aan de textielschool bezocht hij met zijn moeder de zolder en troffen de stalen en het weefgetouw onder een dikke laag stof aan. In 1926, na zijn studie, wilde Pierre het weefgetouw in werking stellen en de stalencollectie ordenen. De boeken bleken echter aan het oud papier gegeven te zijn en het weefgetouw was verzaagd tot toonbankladen. De scheringen, het riet en de schachten waren naar de voddenman gegaan. (Dit klopt niet helemaal, maar de strekking is juist. Want ook ik ken dit verhaal uit de mond van mijn vader, Pierre Schunck. De rieten waren niet van stof, maar van metaal. De stalen waren wel van stof, dus die kreeg de voddenman. De boeken, waarvan hier sprake is, zijn patroonboeken, zoals iedere wever ze maakt. De afbeelding toont een patroonboek van Nikolaus Schunck in Kettenis. De zijkanten van die zware eiken weefstoestellen waren inderdaad geschikt om er tafelbladen van te maken. De rest van het hout was in de kachel opgestookt. Daartoe behoorden ook de schachten. Het ging hierbij om meerdere getouwen. Arnold Schunck) Er was blijkbaar extra magazijnruimte nodig geweest. Het was buiten Peter Schunck en diens moeder om gegaan.... Zij werden onkundig gehouden van die gebeurtenissen 90). Aan Pierre Schunck wordt elders op deze site uitvoerig aandacht besteed. Zie aan het begin van deze pagina. Niet genoemd is hier bijvoorbeeld de werkkledingfabriek »Schunck’s Kledingindustrie Bonaire« (1948-1954) 82) In 2002 is het opschrift nog steeds te lezen als vage muurschildering op het woonhuis.(?) Enkele Valkenburgers deelden mij mede, dat het pand eigendom van de brouwerij zou zijn en mogelijk gesloopt zou worden. In hoeverre dit verhaal op waarheid berust is mij niet bekend.
|