|
|
|
|
|
‘Vader was op zijn rust gesteld’Rieneke van Zutphens (1951) moeder was een feministe avant la lettre. Ze liet een hypermoderne bungalow bouwen. „Mijn moeder was extravert, een flapuit. Ze legde gemakkelijk contacten. Op de katholieke universiteit, waar ze door haar ouders vooral heen was gestuurd om een geschikte partner te vinden, kwam ze mijn vader tegen: een echte studeerkamergeleerde. Sociaal was hij niet erg vaardig, maar au fond was hij geestig en erudiet. Ze vulden elkaar goed aan.„Mijn vader promoveerde en werd leraar Engels op een middelbare school. Voor hem was dat prima: hij vond het prettig om les te geven en zich dan ’s middags thuis te kunnen terugtrekken op zijn studeerkamer. Wij kinderen stoorden hem niet. Mijn vader was erg op zijn rust gesteld. Als we lawaai maakten kon hij narrig zijn. Tijdens vakanties ging mijn moeder met ons kamperen; mijn vader bleef liever thuis. „Ik was een stoer meisje. Ik speelde flink met de jongens mee en had altijd kapotte knieën. Van mijn broers trok ik het meeste op met Nan, omdat hij ook sportief was. Onze straat was een zogenaamde ‘speelstraat voor de jeugd’; er waren maar twee gezinnen met een auto, en er reed haast niets. We waren altijd buiten. „Mijn moeder beschouwde mijn vader als een wijs man, ze had ontzag voor zijn mening. Maar ze was ook ambitieus. Ze wilde dat hij professor werd. Toen hij via school de kans kreeg om met een uitwisselingsprogramma een jaar les te geven aan een Amerikaanse universiteit, drong ze net zolang aan tot hij zich opgaf. Hij mocht naar Kansas. „We brachten mijn vader met z’n allen naar de boot, in de Rotterdamse haven. Hij reisde met de HollandAmerika lijn. We mochten even aan boord van het schip, en toen zwaaiden we hem uit vanaf de kade, een klein figuurtje in de verte. Ik vond het niet erg. Mijn vader ging op avontuur. „Een paar maanden na zijn vertrek hebben we deze foto laten maken bij een fotograaf in Geleen. We waren er netjes voor aangekleed; Peter heeft zijn pofbroek aan. De foto werd in een mapje naar mijn vader gestuurd. „In het voorjaar ging ook mijn moeder naar Amerika, om samen met mijn vader vier maanden rond te reizen. Wij werden bij familie ondergebracht. Peter en ik logeerden bij een zus van mijn vader. Een ongetrouwde, lieve vrouw was dat, maar ik miste ons gezin, en ik vond het eng dat allebei mijn ouders nu zo ver weg waren. In de krant en op school werd veel gesproken over het einde der tijden; je hoorde over mensen die op een hoge berg gingen wonen om zich tegen overstromingen te beschermen. Soms dacht ik dat ik mijn ouders nooit meer terug zou zien. „Mijn moeder was al kort na mijn vaders vertrek begonnen met zoeken naar een geschikt stuk grond om een mooi, nieuw huis op te laten bouwen. Ze liet mijn vader vanuit de VS de aankoop van de kavel ondertekenen, en na hun terugkeer verrees er in Beek een hypermoderne bungalow, met voor ons alle vier een eigen slaapkamer en een geluiddichte studeerkamer voor mijn vader. Mijn moeder had de volledige leiding over het project. Ze was een feministe avant la lettre. Haar eigen moeder, mijn oma, was een succesvol zakenvrouw geweest: ‘Moeke’ bestierde een hotel met vijftig kamers. Vreemd genoeg was mijn moeder juist traditioneel opgevoed; zij moest een goede vrouw en moeder worden, meer niet. Bij mij hamerde ze van jongs af aan op het belang van economische zelfstandigheid. „Mijn vader is zijn Amerikaanse jaar altijd blijven beschrijven als het mooiste uit zijn leven. Hij bracht een knalrode Ford Falcon mee terug; we hadden enorm bekijks. Maar verder veranderde mijn vader niet. Hij is tot zijn pensioen leraar op dezelfde school gebleven.” Ze zou wel willen verhuizen, zegt ze in de auto. Deze voorstad in de Randstad is handig, maar meer ook niet. Het liefst ging ze terug naar de Limburgse heuvels. Sandra Heerma van Voss
|